Gebed

"Alleen God kan bergen verzetten, maar geloof en gebed kunnen God verplaatsen."

This quote from a song in one of our choir books here in California reminds us that there is great power in even a little faith when God is with us.  Let’s look at what Jesus said about faith.

Mathew 17:20

'20 En Jezus zei tot hen: Vanwege uw ongeloof, want voorwaar, Ik zeg u: Indien u een geloof hebt als een mosterdzaadje, zult u tot deze berg zeggen: Ga van hier weg naar ginds; en het zal verwijderen; en niets zal u onmogelijk zijn”

Faith is a belief that does not rest on logical proof or material evidence.  We see in the scripture that Jesus said we only need faith as a grain of mustard seed to move mountains.  Mustard seeds are tiny little seeds.  Did you know that all we need is a tiny bit of faith for prayer to work?

Hebreeën 11:1

"11 Nu is het geloof het wezen van de dingen waarop wordt gehoopt, het bewijs van de dingen die niet worden gezien."

Faith does the impossible because it moves God to undertake for us, and nothing is impossible with God.

Marcus 10:27

"27 En Jezus, die hen aankeek, zei: Bij mensen is het onmogelijk, maar niet bij God, want bij God is alles mogelijk."

Faith produces and works in conjunction with prayer.  I firmly believe if we pray with faith and God answers our prayer, our prayer life and faith grow stronger.  As young people, we need to understand that a lack of faith is rooted in a poor prayer life.  In other words, if we are not praying to God, our faith will be small.  When was the last time you prayed to God and asked Him to help you?  When was the last time you prayed for a soul to receive Salvation?  When was the last time you spent more than a couple of minutes crying out to God to answer your prayer?  Has your prayer life become weak, and subsequently, your faith in God is also weak?  God wants to answer our prayers, but we must bring our petitions to God in prayer.  Praying is something we need to learn to do as young people.  When we are in a situation that we cannot control, we should have faith that we can reach out to God for help.

Think about Abraham and when he prayed for Lot to be saved out of Sodom and Gomorra.

Genesis 18:23-33

“23 Abraham naderde en zei: Wilt u ook de rechtvaardigen vernietigen met de goddelozen?

24 Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in de stad; wilt u ook vernietigen en de plaats niet sparen voor de vijftig rechtvaardigen die daarin zijn?

25 Dat zij verre van u zijn om op deze manier te doen, om de rechtvaardigen met de goddelozen te doden; en dat de rechtvaardigen zijn als de goddelozen, die verre van u zijn. Zal de Rechter van de hele aarde niet recht doen?

26 En de Heer zei: Als ik in Sodom vijftig rechtvaardigen in de stad vind, dan zal ik ter wille van hen de hele plaats sparen.

27. Abraham antwoordde en zei: Zie nu, ik heb het op mij genomen om tot de Heer te spreken, die slechts stof en as is.

28 Misschien zullen er vijf van de vijftig rechtvaardigen ontbreken; wilt u de hele stad vernietigen bij gebrek aan vijf? En hij zei: Als ik er vijfenveertig vind, zal ik het niet vernietigen.

29 En hij sprak opnieuw tot hem en zei: Misschien zullen er daar veertig gevonden worden. En hij zei: ik doe het niet omwille van de veertig.

30 En hij zei tot hem: O, laat de Heer niet toornig zijn, dan zal ik spreken: Misschien zullen er daar dertig worden gevonden. En hij zei: ik zal het niet doen, als ik er dertig vind.

31 En hij zei: Zie nu, ik heb het op mij genomen om tot de Heer te spreken: misschien zullen er daar twintig gevonden worden. En hij zei: ik zal het niet vernietigen omwille van de twintig.

32 En hij zei: Oh, laat de Heer niet boos worden, en ik zal nog maar deze keer spreken: misschien zullen er tien worden gevonden. En hij zei: ik zal het niet vernietigen omwille van tien.

33 En de Heer ging weg, zodra hij de omgang met Abraham had verlaten, en Abraham keerde terug naar zijn plaats.”

We find Lot, Abraham’s nephew put himself in a terrible situation.  Abraham had the faith to go to God and ask Him for big things.  I don’t think this was the first time Abraham talked to God in prayer.  I am convinced that God knew Abraham on a first name basis because we also find in the scriptures that God was listening to Abraham.  Abraham was a man of prayer.

What about Moses and his petitions to God to spare the Israelite people?  Moses was a man of prayer.  Whenever the Israelites disobeyed God, Moses fell on his face before God and started praying.

Exodus 32: 11-14

“11 Mozes smeekte de Here, zijn God, en zei: Here, waarom ontbrandt uw toorn tegen uw volk, dat gij met grote macht en met sterke hand uit het land Egypte hebt geleid?

12 Waarom zouden de Egyptenaren spreken en zeggen: Hij heeft hen uit kwaad gedaan, om hen in de bergen te doden en van de aardbodem weg te vagen? Keer u af van uw felle toorn en bekeer u van dit kwaad tegen uw volk.

13 Denk aan Abraham, Isaak en Israël, uw dienaren, aan wie u zelf een eed hebt gezworen en tegen hen zei: Ik zal uw zaad vermenigvuldigen als de sterren aan de hemel, en al dit land waarover ik heb gesproken, zal ik aan hen geven. uw zaad, en zij zullen het voor eeuwig beërven.

14 En de Heer bekeerde zich van het kwaad dat hij zijn volk dacht te doen.’

What about Elijah on the mountain with the prophets of Baal?  Remember Baal’s prophets tried all day to get their God’s attention.  The prophets danced around and cut themselves, but their God did not respond.  On the other hand, Elijah had a connection to God through prayer.

1 Koningen 18:37-38

37 Hoor mij, o Heer, hoor mij, opdat dit volk zal weten dat U de Here God bent en dat U hun hart weer hebt teruggedraaid.

38 Toen viel het vuur van de Heer en verteerde het brandoffer, het hout en de stenen en het stof, en likte het water op dat in de geul was.

I am convinced that God knew Elijah’s voice when he prayed because Elijah prayed consistently to God.  So, when Elijah prayed, God heard and answered his Prayer.

Daniel 1:1-21

“1 In het derde regeringsjaar van Jojakim, de koning van Juda, kwam Nebukadnezar, de koning van Babylon, naar Jeruzalem en belegerde het.

2 En de HEERE gaf Jojakim, de koning van Juda, in zijn hand met een deel van de vaten van het huis van God, die hij in het land Sinear naar het huis van zijn god bracht; en hij bracht de vaten naar de schatkamer van zijn god.

3 En de koning sprak tot Aspenaz, de heer van zijn kamerlingen, dat hij sommigen van de kinderen Israëls, en van het koningszaad, en van de vorsten zou brengen;

4 Kinderen in wie geen gebrek was, maar goed begunstigd, en bekwaam in alle wijsheid, en sluw in kennis en begrip van de wetenschap, en degenen die bekwaamheid in zich hadden om in het paleis van de koning te staan, en die zij de geleerdheid en de tong van de Chaldeeën.

5 En de koning stelde hun een dagelijkse provisie van het voedsel des konings en van de wijn die hij dronk, en voedde hen drie jaar lang, opdat zij aan het einde daarvan voor de koning zouden kunnen staan.

6 Tot deze behoorden nu van de kinderen van Juda, Daniël, Hananja, Misaël en Azarja:

7 Aan wie de vorst van de eunuchen namen gaf; want hij gaf Daniël de naam Beltsazar; en naar Chananja, van Sadrach; en naar Misael, van Mesach; en aan Azarja, van Abednego.

8 Maar Daniël nam zich in zijn hart voor dat hij zich niet zou verontreinigen met het deel van het vlees van de koning, noch met de wijn die hij dronk; daarom verzocht hij de vorst van de eunuchen dat hij zichzelf niet zou verontreinigen.

9 Nu had God Daniël in gunst en tedere liefde gebracht bij de vorst van de eunuchen.

10 En de vorst van de eunuchen zei tot Daniël: Ik vrees mijn heer de koning, die uw spijze en uw drank heeft bepaald; want waarom zou hij uw gezichten erger zien dan de kinderen die van uw soort zijn? dan zult u mij mijn hoofd voor de koning in gevaar brengen.

11 Toen zei Daniël tot Melzar, die de overste van de kamerlingen over Daniël, Chananja, Misaël en Azarja had aangesteld:

12 Bewijs uw knechten, ik smeek u, tien dagen; en laat ze ons een hartslag geven om te eten en water om te drinken.

13 Laat dan ons gelaat voor uw aangezicht worden aanschouwd, en het aangezicht van de kinderen die eten van het deel van het vlees van de koning; en zoals u ziet, handel met uw dienaren.

14 Hij stemde dus met hen in in deze zaak, en bewees hun tien dagen.

15 En na verloop van tien dagen leek hun gelaat mooier en vetter van vlees dan alle kinderen die het deel van het vlees van de koning aten.

16 Zo nam Melzar het deel van hun vlees weg, en de wijn die zij moesten drinken; en gaf ze de pols.

17 Wat deze vier kinderen betreft, God gaf hun kennis en vaardigheid in alle geleerdheid en wijsheid; en Daniël had inzicht in alle visioenen en dromen.

18 Nu, aan het einde van de dagen die de koning had gezegd dat hij ze zou binnenbrengen, bracht de vorst van de eunuchen hen binnen voor Nebukadnezar.

19 En de koning sprak met hen; en onder hen allen werd niemand gevonden zoals Daniël, Hananja, Misael en Azarja; daarom stonden zij voor de koning.

20 En in alle zaken van wijsheid en begrip, die de koning naar hen vroeg, vond hij ze tien keer beter dan alle tovenaars en astrologen die in zijn hele rijk waren.

21 En Daniël ging door tot in het eerste jaar van koning Cyrus.”

Daniel was also a man of prayer.  Daniel was an exiled Jew in Babylon, taken there as a boy.  He belonged to a noble family and was exceptionally able and intelligent.  Daniel lived through two kings and then finally King Darius.  King Darius divided his kingdom into one hundred and twenty provinces and appointed a prince or ruler over each province.  Over the princes, King Darius appointed three presidents, and over the presidents, King Darius placed Daniel.  About this time, Daniel was in his eighties, and his position made him second to the throne.  The princes and presidents below him became jealous and wanted Daniel out of the way.  They looked high and low to find fault with Daniel but couldn’t find anything wrong with his character.  But they did notice is Daniel kept the laws of his God and continually prayed.  What a testimony!  Even his worst enemies couldn’t find any fault in Daniel’s life.  Character is worth more than money or anything in this world.  Daniel’s character was perfect.  Because of their wicked jealousy, the princes and presidents devised a plan to get Daniel out of the way.  They went to King Darius and persuaded him to make a proclamation that prayer to any other than the King himself would be punishable by death.  This proclamation meant anyone caught praying to anything other than King Darius would be thrown into the lion’s den.

Daniël 6:6.7

'6 Toen kwamen deze presidenten en vorsten samen tot de koning en zeiden zo tot hem: Koning Darius, leef in eeuwigheid.

7 Alle presidenten van het koninkrijk, de gouverneurs en de vorsten, de raadgevers en de hoofdmannen hebben overleg gepleegd om een koninklijk statuut vast te stellen en een vast besluit te nemen, dat al wie een verzoek van een God of mens zal vragen om dertig dagen, behalve u, o koning, zal hij in de leeuwenkuil worden geworpen.”

Daniel could have stopped praying.  He could have hidden, but Daniel was not a weak Christian!  He had moral stamina and courage!  Daniel was not ashamed to be caught on his knees praying to the true God.

Daniël 6:10-11

“10 Toen Daniël wist dat het schrift getekend was, ging hij naar zijn huis; en terwijl zijn ramen open waren in zijn kamer naar Jeruzalem, knielde hij driemaal per dag op zijn knieën en bad en dankte hij voor zijn God, zoals hij eerder deed.

11 Toen kwamen deze mannen bijeen en troffen Daniël biddend en smekend aan voor zijn God.”

Daniel loved God so much that he was not afraid to open his window and pray just as he had done in times past.  The princes immediately told King Darius what Daniel had done, and the King became sorrowful because he loved Daniel.  He didn’t want to throw Daniel into the lions’ den.  But Daniel was not afraid because he believed God would deliver him.  Daniel felt prayer to God was so important he was ready to give his life for it.

Bidden is iets wat we elke dag moeten doen. Ik daag je als jongere uit om ervoor te zorgen dat je tijd in gebed doorbrengt met God.

Filippenzen 4:6

“6 Be careful for nothing; but in every thing by prayer and supplication with thanksgiving let your requests be made known unto God.”

RHT

nl_NLNederlands
TrueBibleDoctrine.org

GRATIS
BEKIJK